De kopzorgen van een triatleet (2)

Nagenoeg 4 jaar heeft het me gekost om erover te kunnen schrijven zoals ik doe. Vier jaar van het dragen van “een geheim”, een tumor tegen m’n hersenstam met pijnklachten op de meest onverwachte momenten. Lastig als papa, lastig als triatleet en verdraaid irritant soms als coach en ondernemer. Onoverkomelijk? Ik vind van niet! Met deze blogs wil ik inspireren, motiveren, op welke manier dit de lezer ook aanspreekt. Overspoeld met reacties op het eerste blog neem ik je mee in het vervolg. Mijn route naar de Frysman 2019, eentje met grote obstakels. Let’s challenge them!

12 september 2015. Het is nog pikkedonker wanneer ik vanuit de parkeergarage in Almere de opzwepende muziek op de Esplanade tegemoet loop. Ik liep daar al vaker, op eenzelfde manier; zenuwachtig maar raceready, op weg om de voeding op de fiets te plaatsen en de laatste checks uit te voeren. In trance, bijna robotmatig door de tunnel maar beproefd succesvol.

Niet ditmaal. Ik krijg juist alles mee. Het lijkt of ik meer om me heen kijk, meer opneem, meer op de plaats van de Challenge ben dan bij de gebruikelijke kokervisie. In de 45 minuten durende autorit van Aalsmeer naar Almere heb ik lang kunnen nadenken, met name over het doel van deze race. De zin van deze race en de zin van, tja, bijna alles.

Het slechte nieuws aangaande het gezwel in m’n hoofd heeft veel gedachten gedomineerd de laatste twee weken. Daarboven stond altijd de zorg om Karsten, die wel thuis was, maar in veel opzichten nog wat extra hulp nodig had dan een (ja, ik wilde bijna “normale typen”) baby die net geboren is. In de laatste weken in het ziekenhuis met hem zijn Petra en ik “opgeleid” om hem te kunnen verzorgen en voeden. Dit gebeurd nog veel door een zonde die hij nog altijd in heeft en door de benodigde atributen lijken we wel een eigen apotheek te kunnen starten. Nee echt, de gemiddelde dopingzondaar zal duizelig worden, al dan niet smullen van de dozen aan spuiten en slangen. Om een inval van de Nederlandse Dopingautoriteit te voorkomen hebben we dit nooit lang voor het raam uitgestald.

Tja, ook wij fronste onze wenkbrauwen toen we deze doos meekregen naar huis…

Een kind krijgen relativeert, een zorg hebben die wij aan onze zoon hebben gehad relativeert, dit nieuws aangaande m’n hoofd relativeert, het was één grote brok aan relativatie die daar op z’n fiets afliep.

Het was koud op 12 september 2015. Met name in de vroege ochtend. De jasjes, vestjes, windstoppers en armwarmers hadden gretig aftrek gevonden bij de expotanten, wat dat betreft mooie dagen voor hen. Er stond een matige tot krachtige oost tot noordoostenwind. Iedereen die Almere heeft gedaan weet wat dit betekent: een pittige fietsrit. Lekker! Aan de temperatuur kan je niets veranderen, wél kan je het jezelf wat comfortabeler maken door goed na te blijven denken. Mensen kijken soms dan ook raar op dat je met een fijne jas, muts, sokken en schoenen aan staat te wachten voor je het water in mag. Niets is meer funest voor een lekker dagje Ironman dan ijskoud en zonder gedegen warming up in het koude water te springen. Ik heb me dan ook voorgenomen om m’n warming up niet in het water te doen, maar als een van de laatsten het water in te gaan en niet lang te dobberen voor de start. M’n dagje sporten begint precies zoals ik er mentaal inging: ik zwem naar de binnenzijde van de startlijn en precies als ik daar aankom gaat het startschot. Geen tijd om na te denken en doorgaan. Ironisch.

Het zwemmen gaat steady en kom nooit in de problemen. Tot halverwege de eerste ronde. Een korte steek in de rechterzijde van m’n hoofd leidt me kortstondig af. Één keer maar, misschien maar een halve secconde. Het is zo normaal geworden dat ik er letterlijk niet bij stil wil staan en zwem verder. Na een krap uurtje voel ik met de ijskoude handen en voeten het rode tapijt en snel me naar de eerste transitie. Het publiek en de enorme hoeveelheid mensen die ik herken -en zij mij- geven een enorme bak aan energie.

Als triatleet ken je dat wel: de onzekere sporters om je heen voor een start. De twijfels. De vragen aan anderen, het kijken naar anderen. De “zal ik dat ook doen” en “moet ik dat ook doen” vragen. Bij warm water gaat dit over wetsuits en swimskins bijvoorbeeld. Vandaag was het onderwerp “wél of géén jasje” op de fiets. Wel of geen jasje op de fiets?! Natuurlijk een jasje op de fiets!! Het is verdorie geen 10 graden Celcius, je bent zeiknat, je start met oostenwind tegen naar Almere-haven en nog voor je boe of bah kan zeggen draai je bij de welbekende oranje windmolens opnieuw naar de wind toe op de Oostvaardersdijk. Waarom zou je 10 seconden willen winnen in transitie 1 om vervolgens 2,5 uur onderkoeld op de fiets te zitten? Daarmee riskeer je echt je finishmedaille. Je kan altijd onderweg nog een jasje uitdoen 😉

Een hele triathlon doen is nooit een een-tweetje en een 100% zekere slaagkans bestaat niet. Wel kan je een hele hoop onzekere factoren wegnemen met gedegen testen, goede training en periodisering, kennis van het eigen lichaam en een persoonlijk raceplan. Niets in je Ironman is beter controleerbaar dan je fietsonderdeel. Je bent nog relatief fris, je hebt de beste mogelijkheid te eten, te drinken en volledig de focus bij jezelf te houden. Het fietsonderdeel is tevens het langste deel van de dag en daarmee komen ook de meeste valkuiken langs. Bij een geslaagde Ironman trap je in geen -of zo min mogelijk- van deze valkuilen en weet je bij je eigen plan te blijven. Een plan dat natuurlijk best dynamisch mag zijn en uit meerdere varianten mag bestaan.

Het fietsplan is overduidelijk. De hartslag kan in de eerste 2 uur sowieso in de prullenbak, deze is door de koude omstandigheden geen goede raadgever. Door de lage temperatuur blijft de hartslag onder dezelfde power output lager en geeft mensen de neiging harder te gaan fietsen om deze op te krikken. “Tja, het plan was om hoog D2 te fietsen” hoor ik weleens. Deze D2 geeft echter een totaal andere poweroutput bij 30 graden en zon dan 10 graden en bewolking. Goede kennis van het eigen lichaam, trainingservaring en een powermeter bieden in zo’n situatie uitkomst.

Mijn plan is die dag gebasseerd op TSS (training stress score). Een TSS van 265 zie ik idealiter aan het einde van de 180km op m’n horloge staan. Bij voorkeur na 4:50u en met een intensity factor van 0.74. Is het echt nodig je triathlon op deze manier te benaderen? Kan je niet gewoon lekker fietsen? Zeker. Dat kan. Maar met een goed plan haal je dermate veel onzekerheden weg dat het bijna de kostbare fietsen en talloze trainingsuren richting het thuisfront en jezelf rechtvaardigd.

Halverwege doe ik gelukkig aleen letterlijk een jasje uit en alles gaat volgens plan. Wel begin ik in de eerste valkuilen te trappen. Het gaat dermate voorspoedig dat er om me heen niet veel meer rijdt. De profs zijn 10 minuten eerder gestart; wat sneller fietst ligt voor me en wat minder snel fietst ligt achter me. Lege wegen dus. Tijd om na te denken…

Ik heb een hoop bekenden langs de kant straks als ik mag rennen, hoe gaaf! Hoe gaaf is het om te realiseren dat deze mensen gewoon tijd maken in hun vrije weekend om naar jou te komen kijken? Direct voel ik me schuldig. Niet één van deze mensen heb ik verteld hoe het écht met me gaat. M’n broer weet het, maar die zal ik hopelijk niet zien, die fietst namelijk ook op het parcours, geen idee op dat moment waar. En m’n ouders, ook m’n ouders zijn op de hoogte. Twee keer kwam ik door Lelystad, de stad waar ik ben opgegroeid en m’n ouders nog altijd wonen. Iedere keer als ik nadenk merk ik dat ik power verlies en direct erna krik ik dit weer op. Het powerprofile wordt iets grilliger, maar ook omdat de wind in de tweede ronde fors is toegenomen. Ik ben een jongen van de polder, maar kan m’n geliefde polder even vervloeken nu.

De Gooimeerdijk opdraaiende betekent enkel nog wind in de rug tot aan T2. Tijd om een balans op te maken, de laatste beslissingen v.w.b. Het fietsonderdeel te nemen en de focus langzaam te verleggen naar het looponderdeel. Ik zit qua intensity Factor een fractie lager dan gepland, de TSS is een fractie lager dan gepland en de fietstijd zal als ik echt push nagenoeg haalbaar zijn. Dat laatste besluit ik niet te doen. Wind mee pushen zal slechts geringe tijdswinst brengen en een lagere TSS is enkel goed nieuws voor het lopen. De cijfers liegen gelukkig niet, ik voel me ècht geweldig en de benen zijn wonderbaarlijk fris. Wat helemaal motiveert voor het laatste stukje door het bos is twee fietsers waar ik langzaam op inloop. Aan de andere kleur startnummer kan ik zien dat zij behoren tot de startgroep van de pro’s en Nederlandse eliten, meetellende voor het NK long distance. Dat is goed nieuws!

Trappen heeft plaatsgemaakt voor easy spinnen. Honderd meter tot de de balk, T2. Schoenen maak ik los en breng m’n voeten er bovenop. Ca. 50 meter tot de balk. Yes, ik mag van die fiets! 4:54u, niet gek gezien de omstandigheden, ik vergeef mezelf die 4 minuten snel. Voor een krappe vijf uur TT-houding spring ik als een jonge hinde van de fiets.

No pain, no gain?

AU! AU! AU!
Wat gebeurd er?! Bij de eerste dreun van mijn blote voet op het asfalt is het of m’n hoofd onder stroom staat. Alsof de tandarts een zenuw blootlegt en de boor er stevig indrukt. Ik weet natuurlijk direct wat het is en weet dat dit foute boel is, voor zover ik helder kan nadenken op dat moment. In de emotie, pijn en, jawel, toch ook zware benen zoek ik mijn plek voor de fiets. Ik ben m’n focus even totaal kwijt en het gaat minder soepel dan het hoort. Ik plaats m’n fiets en ren door naar de kelder. Tenminste, dat probeer ik 5 passen. Dan is de pijn niet meer te harden. Of het nu van de pijn, de schrik of van emotie is weet ik niet, maar er loopt een druppel over m’n wang. Ach wat, misschien is het gewoon zweet.

Er staat niemand langs de kant die dit weet. Er staat niemand langs de kant met wie ik dit kan delen. Zelfs niet Sietze, een goede vriend van me die zich de hele dag opgeofferd heeft om me bij te staan en me op de juiste momenten van de juiste voeding te voorzien. Ik voel me ineens verdomd alleen, ondanks de honderden mensen langs de kant en de opzwepende muziek.

De pijn lijkt wat te verminderen als ik kort zit om m’n loopschoenen aan te trekken. Ik besluit er toch vol voor te gaan. Pijnklachten in m’n hoofd die ineens opkomen bij het sporten zijn nieuw voor me en ze komen op dit moment een piepklein beetje ongelegen. Wie weet is het zo weg. Of, misschien is het al weg. Ik ren T2 uit en direct kom je terecht in gejuich, geklap en muziek. Wauw. De pijn lijkt nét te harden maar temporiseer voor de zekerheid toch, ik merk dat ik angst krijg voor iedere landing die ik maak. En terecht zo blijkt. Het Apollo hotel ben ik nog niet voorbij, ca. 200m verder, of de ondragelijke steken komen terug. Nog heftiger dit keer. Ik besef me dat ik letterlijk over m’n eigen auto heenloop in de parkeergarage eronder. Ik kan zo instappen en wegrijden. Nooit meer terugkomen. Het flitst door me heen, dat kan ik niet ontkennen.

De strijd met mezelf is volledig losgebarsten. Een heftig debat wat voor- en tegenstanders van al dan niet de strijd staken lijnrecht tegenover elkaar zet speelt zich af in het overgebleven stukje ruimte in mijn hoofd. Ondertussen wandel ik en weet ik me geen houding te geven. Ik hoor ook wel vaag wat vragen als “wat is er aan de hand” om me heen, maar ik ben te druk met het volgen van het debat en ben té nieuwsgierig naar de uitkomst.

De pijn verbergen lukte in m’n gedachten een stuk beter..

Kijk, lopen kan een keer gebeuren. Er zijn weleens discussies over wel of niet kunnen lopen in een Ironman, het verscherpen van tijdslimieten e.d. Iedereen heeft er echter zijn eigen reden voor en iedereen die ooit zo dapper is geweest om de strijd aan te gaan, gefinisht of niet, verdiend mijn respect.

Ik zoom echter even uit en kijk vanuit de helicopter naar mezelf. Daar loopt ie. De trainert. Te hard gefietst natuurlijk, opgeblazen, hij zal het wel even laten zien. En het valt zo heerlijk op ook, op een bijna leeg parcours waar alleen nog maar snelle lopers in hun eerste of 2e ronde actief zijn. Voor je gevoel kijkt de hele wereld naar je. Waar was m’n relativeringsvermogen nu ik het goed kon gebruiken? Om het leed wat te verzachten staat er levensgroot “Sietzema” op m’n rug en loop ik in een mooi herkenbaar pak van mijn eigen coachbedrijf. Ik probeer iets terug in te zoomen om te kijken of ik ezelsoren kan ontdekken, maar kan het niet zien.

Ik probeer een paar stappen te rennen. Weer mis. En wéér. Wanneer ik wandel herhaalt zich het bovenstaande tafreel. Wel wordt ik er wat meer gelaten onder na 10, 20x dezelfde gebeurtenis. De eerste ronde wandel/rennen zit erop en daar staat Petra langs de kant. De enige tegen wie ik kan zeggen wat er écht loos is. Ik hou dat echter zeer kort en ren/wandel door. Net alsof ik nog in een wedstrijd zit.

Deze strijd hou ik 21 kilometer vol. Nou ja, eigenlijk 16, maar terugwandelen vanaf overkant Weerwater was toch nog sneller dan zwemmen. 21 kilometer aan, voor mijn gevoel, vernedering. Hoeveel pijn deed het mentaal als er weer die bekende langskwam die riep: kom op nou, gewoon even rennen! De collega coaches die ik bij de Esplanade tegenkwam en riepen, “wandelen kan niet hoor Hylke!”. Hoeveel pijn deed het als je dan toch in de verleiding kwam en een paar passen probeerde te rennen?

Je kan dat natuurlijk niemand kwalijk nemen, maar het is voor mij een moment geweest van besef. Het besef dat je nooit van buitenaf kan zien wat er echt in iemand omgaat en wat de beweegredenen zijn om te wandelen of uit te stappen.

Uitstappen deed ik. Net voorbij de Esplanade. Niemand snapte het. Ik wilde weg. Even weg van de muziek. De parkeergarage in. Sietze Hess had zich de hele dag voor me opgeofferd en de polder door geracet. Hij liep mee naar de auto, alwaar hij de eerste was buiten naaste familie die ik in tranen mijn verhaal heb gedaan.

Natuurlijk wil je hierna zo snel mogelijk naar huis. Weg van die triathlon. Weg van alle vragen en weg van de pijn. Een half uurtje afzonderen in de parkeergarage heeft me gelukkig op andere gedachten gebracht. In nog één minuut extra bedacht ik ook een kort en geloofwaardig verhaal voor het uitstappen: “maag en darmklachten”. Kan de beste overkomen nietwaar?

Eenmaal terug op de Esplanade gaat de coachjas aan en heb een heerlijke middag kunnen genieten van de prestaties van enkele vrienden, m’n broer en een aantal atleten die ik heb mogen begeleiden naar hun triathlondroom. Zelf finishen en juichen is mooi, maar ruim 10 maal mogen juichen op zo’n dag is ook geweldig! Iedere finisher heeft z’n eigen verhaal. Ieder coachtraject heeft z’n eigen unieke route. Mooie momenten, emotionele momenten, grensverleggende momenten en momenten die een band scheppen met iedereen die ik coach. Al die routes kwamen die middag samen onder dezelfde finishboog, waar ik ze mocht aftikken met een ferme high five. Ik heb een prachtig vak en prijs mezelf die middag en avond gelukkig. Het kan verkeren.